Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Taal

Elke naam een raadsel

De Britse schrijver, beeldend kunstenaar en cartograaf Tim Robinson probeerde in zijn boek `De Aran-eilanden' de ziel van een landschap te vangen.

In de bergen van Connemara, aan de wilde Ierse westkust, ligt een vallei die Gleninagh heet. In het midden ervan, op een verhevenheid die is achtergelaten door een gletsjer, staat een rij stenen. Het is een prehistorisch monument. De stenen `wijzen' naar een pas tussen twee pieken in het westen. Als je er op een heldere dag aan het eind van het jaar gaat staan, zie je hoe de midwinterzon precies door de pas ondergaat.

Een paar uur vóór zonsondergang is het silhouet van de pas al te zien op de bodem van het dal. Naarmate de zon verder zakt, kruipt het in een rechte lijn naar het oosten. Vanaf elk punt op die lijn zie je de zon door de pas zakken; er is dus geen dwingende noodzaak de stenen precies op deze ene plek te zetten. Of wel?

,,Van alle mogelijke posities voor de stenenrij is de huidige, op de kruin van de morene, ongetwijfeld precies degene die ieder van ons zou hebben uitgekozen'', zei de schrijver, beeldend kunstenaar en cartograaf Tim Robinson een paar jaar geleden in een lezing voor Ierse archeologen. Want deze plek, in het midden van het dal en een beetje hoger gelegen dan de omgeving, heeft in alle opzichten het beste perspectief. De stenen staan op ,,het kruispunt van een astronomische constante en het ruimtelijk bewustzijn van de mens''. Toen onze voorouders deze plek uitkozen, verrichtten ze ,,een artistieke daad'', gelooft Robinson. Ze trokken ,,alle krachten in de vallei naar elkaar toe en knoopten ze samen in een begrijpelijke vorm''. Door de stenen precies op die plek te zetten gaven ze de vallei van Gleninach een ,,focus''.

Bij Robinson worden landschappen een gebeurtenis, een ervaring. Juist het lege Atlantische westen van Ierland – Connemara, het barre kalksteenplateau The Burren en de geologisch verwante Aran-eilanden in de baai van Galway – geven hem daartoe oneindige mogelijkheden. Robinson is een subjectieve landmeter; driehoeksmetingen en de topografische kaart vertellen maar een deel van zijn verhaal. Want om de genius loci, de ziel van een plek, echt te kunnen vangen, moet je letterlijk en figuurlijk ,,luisteren naar het landschap''.

De plaatsnamen en woorden in het Gaelic, die hij optekent uit de mond van boeren en vissers, zijn daarom net zo belangrijk als rotsen en reliëf. Een met water gevuld gat op de vloedlijn dat nog steeds wordt vereerd als het doopvont van de heilige Colm, hoort ook bij het landschap. Net als de jaarlijkse processie van schapen naar de hogere weiden, of een oud lied over rovers en smokkelaars. De honingraat van muren rond akkers, gestapeld uit losse stenen, is een eeuwenoud kadaster. En een klein plantje dat alleen groeit op verweerde kalkgrond spreekt dezelfde taal als de raven en slechtvalken. Als je maar luistert. Dat landschap op het randje van Europa, leeg en vol tegelijk, erodeert razendsnel. Onder druk van moderne zeden en techniek, subsidies uit Brussel, het oprukken van het Engels en het toerisme. En zonder Robinson was het vermoedelijk nu al onverstaanbaar geworden.

Studie wiskunde

Het boek over één van die Ierse landschappen dat Robinson beroemd maakte, Stones of Aran, verschijnt volgende week in Nederlandse vertaling. Het is gewijd aan de Aran-eilanden, op een halfuurtje varen van het vasteland, als je Ierland tenminste zo mag noemen. Robinson (Ilkley Moor, Yorkshire, 1935) verhuisde er in 1972 naartoe, na een studie wiskunde in Cambridge, en een wisselvallige carrière als beeldend kunstenaar in Istanbul, Wenen en Londen. Hij bleef er meer dan tien jaar, maar woont nu weer op het vasteland, in het havenstadje Roundstone. Daar runt hij met zijn vrouw, Máiréad, een uitgeverij van boeken, gidsen en zijn landkaarten, die toepasselijk Folding Landscapes heet.

Robinson is zijn onderste boekenplanken aan het leegmaken. Die avond is het een extra hoog springtij – de equinox plus de westenwind – en omdat zijn kantoor half boven het water is gebouwd, komt de zee dan door de planken naar binnen. Geen treffender beeld voor een gesprek over een boek waarin het water nooit ver weg is.

Het eerste deel van Stones of Aran heeft Pilgrimage als ondertitel en is opgezet als een wandeling rond Árainn, het grootste van de drie eilanden, dat ook wel Inishmore wordt genoemd. Later schreef Robinson een tweede deel, over het `binnenland', dat Labyrinth heet. In Pilgrimage wandelt hij eerst `met de zon mee' langs de hoge rotsen van de zuidkust, die zich loodrecht in de branding storten, en later langs de lagere kust in het noorden, waar de havens en stranden zijn. De wandelaar is historicus, geoloog, bioloog, kaartenmaker, etnograaf, taalkundige, archeoloog, maar vooral een onvermoeibaar verteller en luisteraar, met een spreekwoordelijke pint Guinness onder handbereik. En hij werd het allemaal bij toeval, vertelt hij.

,,Ik was opgehouden met schilderen en zocht een rustige plek omdat ik een roman wilde schrijven, maar ik vond de eilanden zo fascinerend dat ik al mijn tijd besteedde om kennis daarover te vergaren en die op te schrijven in een dagboek. Ik had geen idee wat ik ermee moest doen. Maar op een dag zei een vrouw in het postkantoor, die me maandenlang had zien rondwandelen en met mensen praten: `Tim, waarom maak je geen landkaart?' Daar had ik nooit eerder aan gedacht en ik werd meteen enthousiast. Want een kaart is een prachtige manier om informatie niet alleen vast te leggen, maar ook eenheid te geven. Ik was er zo door gegrepen, dat ik nog diezelfde avond met een schets begon.''

Hoe schraal de kalksteengrond van Aran ook is, voor de cartograaf bleek het vruchtbare bodem. Want de eilanden waren voor het laatst in 1898 in kaart gebracht. Door de Ordnance Survey, de topografische dienst van het Britse buurland, waarvan Ierland toen nog deel van uitmaakte. De Britse landmeters hadden hun werk nauwkeurig gedaan, maar intussen was er veel veranderd. Bovendien hadden ze op hun kaarten de Ierse plaatsnamen `verengelst'. Zo was de oorspronkelijke betekenis meestal verdwenen, terwijl je er evenmin aan kon zien hoe je ze moest uitspreken, tenzij je al iets over de Ierse taal wist.

Robinsons eerste landkaart, die hij met de hand in zwarte inkt tekende en die in 1975 werd gepubliceerd, was nogal grof, zegt hij. Niettemin was de kaart op Aran een groot succes: hij gaf de eilanders het gevoel dat hun oude kennis helemaal niet zo waardeloos was als ze steeds hadden gedacht. De belangstelling van een outsider was troost voor een sluimerend minderwaardigheidscomplex.

Tijdens de voorbereiding van zijn tweede, veel preciezere kaart, die in 1980 uitkwam en nog steeds wordt verkocht, ontstond geleidelijk het idee dat sommige kennis beter tot zijn recht zou komen in een boek, zegt Robinson. Maar de vorm die het boek moest krijgen viel hem in met een flits, tijdens een zomers bezoek aan Inis Meáin, het middelste en minst ontgonnen van de drie Aran-eilanden.

,,Ik liep op het strand en zag donkere vormen bewegen in zee. Het waren dolfijnen, twee of drie, dat kon ik niet zien. Ik waadde naar ze toe en toen zwommen ze langs me en weer terug. Hun beweging leek precies samen te vallen met die van de golven. Ze waren zelf als een golf. Dat gaf me een geweldig geluksgevoel, maar tegelijkertijd vroeg ik me af: wat zou hiervan het menselijke equivalent zijn?

,,Toen viel me het idee in van `de adequate stap': een stap die recht doet aan de aarde waar je overheen stapt. Dat betekent dat je rekening houdt met de geologie, de geschiedenis en alle andere associaties met de plek onder je voeten. En toen bedacht ik dat Aran eigenlijk het perfecte terrein was om met dat idee te experimenteren, want het is een heel gedetailleerd landschap. Niet alleen omdat het oppervlak eindeloos is onderverdeeld in velden en huizen en dorpen, maar ook omdat zelfs het kleinste ding er een naam heeft. Elke plek heeft zijn eigen herinneringen, associaties en culturele geschiedenis, met een dosis lokale politiek, mythologie en folklore. Je kunt er geen stap verzetten zonder je daarvan bewust te zijn.''

Aran had nog een ander voordeel voor de schrijver: het eiland begrensde fysiek zijn onderwerp. Dat ontdekte Robinson al op de eerste dag van zijn verblijf, toen een oude man op het strand hem de geografie van het eiland uitlegde, herinnert hij zich met een grijns. ,,Die man zei: `The Ocean goes all around the island'.'' Dat klopte, ontdekte hij bij zijn tochten langs de kust. Zo werd die omgang, stap voor stap, de logische structuur van zijn boek over Aran.

Witte plekken

Maar kan een `passende stap' ook een `complete' stap zijn? Nee, zegt Robinson, ,,de perfecte kaart is onmogelijk, zonder witte plekken lukt het niet.'' Sterker: het idee dat op een kaart – of in een boek – alles zou staan, is niet alleen fysiek onmogelijk, maar je wordt er gek van. ,,Stel je voor: steeds gedetailleerder antwoorden op steeds gedetailleerder vragen. Dan kom je eerst uit op een plek waar je geen antwoorden meer hebt en uiteindelijk kom je zelfs zonder vragen te zitten. Dan heb je alleen een vraagteken over, waar geen vraag meer aan vastzit.

,,Het lijkt op de fractalwiskunde van meetkundige figuren die zichzelf eindeloos herhalen. Toen ik een paar jaar later mijn eerste kaart van de kust van Connemara maakte, dacht ik dat de baai van Roundstone een lengte had van, zeg, vijftien mijl en misschien wat langer als je langs alle inhammen en rotspunten van de waterlijn zou meten. Ik dacht: als je preciezer meet, komt je steeds dichter in de buurt van de werkelijke lengte. Maar dat is onzin, want naarmate je meetlat nauwkeuriger wordt, neemt de lengte toe; de `echte' lengte van elke kust is oneindig.''

Zulke overpeinzingen van een cartograaf-schrijver lijken een naadloos vervolg op Robinsons studie wiskunde en zijn werk als beeldend kunstenaar, waarin geometrie, grenzen en limieten ook een hoofdrol spelen. Dat is waar, erkent hij, maar hij kwam er pas later achter. Eén van de laatste kunstwerken die Robinson maakte voor zijn verhuizing naar Aran was een verzameling houten stokken met maatstrepen. De stokken moesten als een mikado-spel op de grond liggen. Op één na. Die stok hing er verticaal boven, aan een web van gekleurde draden, ,,als die ene beslissing uit een wolk van mogelijkheden''. Hij rolde ze op en dacht er 25 jaar niet aan. Maar toen hij zijn Aran-kaarten en -boeken had gemaakt en naar het vasteland verhuisde, vroeg het Irish Museum of Modern Art in Dublin hem om een bijdrage. Toen hij zijn meetstokken opnieuw tevoorschijn haalde, bleken ze een onthulling. ,,Ze lagen kriskras op de grond en toch waren ze met hun maatstrepen rationeel'', zegt Robinson. ,,Het was een visuele metafoor voor al het andere werk dat ik intussen had gedaan.''

Robinsons kaarten en boeken hebben twee dimensies. De echte wereld heeft er ten minste drie. Bij het overbrengen naar het platte papier ging daarom veel verloren. Dat was des te pijnlijker omdat Robinsons onderwerpen – het land en de Ierse taal – toch al aan het verdwijnen waren. Hij heeft zich ook wel eens zorgen gemaakt dat zijn boeken de stroom toeristen hebben aangemoedigd die elke zomer met veerboten vol over de Aran-eilanden worden uitgestort. Ze ruiken aan het eilandleven dat nog steeds doorgaat voor ongerept, maar met hun aanwezigheid vernietigen ze de authenticiteit waarvoor ze komen. Zo veranderen de Aran-eilanden steeds meer in een openluchtmuseum dat `Aran-eilandje' speelt voor de toeristen.

Niettemin, zegt Robinson, heeft hij door zijn werk toch veel kunnen bewaren, zij het vaker in de vorm van vragen dan antwoorden. Neem de twee piepkleine eilandjes aan de westpunt van de Aran-archipel. Branogh heten ze. Dat kan de verbasterde naam zijn van een heilige, of een vis, of een raaf, of een pelgrim. Voor al die betekenissen is wel een anekdote te verzinnen, soms zelfs met summiere historische argumenten. En als je de taal maar voldoende kneedt kan het zelfs `twee veldjes in de as geroosterde aardappelen' betekenen. Maar welke `logische' verklaringen je ook bedenkt, uiteindelijk is elke naam een raadsel. Het is een probleem dat de plaatsnaamkunde deelt met de cartografie: als je maar diep genoeg graaft is er geen `waarom', en zelfs geen `wat' meer te vinden.

,,De kern van betekenis gaat verloren'', zegt Robinson. ,,Of een naam verandert in het spraakgebruik, wordt onherkenbaar en daarna gaan de mensen weer speculeren over de vraag waar die nieuwe naam vandaan komt. Zo wervelen naam en betekenis rond elkaar.''

Maar soms ook is er met dezelfde middelen een beetje extra betekenis uit de taal te wringen. ,,Neem het stukje land aan de oostkant van Aran dat Illaunanaur heet op de officiële, Engelse, kaarten. Het klinkt erg Iers, en zou afgeleid kunnen zijn van Oileán na nDeor, eiland van tranen. Maar toen ik ter plekke navraag deed, bleek het Gleann na nDeor te zijn, Vallei der Tranen, het tranendal (uit Psalm 84) dat daar, net als hier, staat voor droefenis en ballingschap. Waarom zou nu net dit ene stukje Aran `tranendal' heten?''

De verklaring is simpel, zeggen de eilanders. Net als uit de rest van West-Ierland emigreerden in de negentiende eeuw ook van de Aran-eilanden door de armoede veel mensen naar Amerika. Daartoe voeren ze eerst naar de stad Galway en gingen daar aan boord van een emigrantenschip. Die schepen zeilden de baai uit, maar moesten vervolgens in de luwte van de eilanden vaak dagenlang wachten op gunstige wind. Zo konden de achterblijvers aan de Ierse `Schreierstoren' en de emigranten elkaar nog even zien. ,,Zonder elkaar te kunnen aanraken en in de hartverscheurende zekerheid dat het voor het laatst was.''

Is het echt zo? Als de wind gunstig genoeg was om de baai van Galway uit te komen, konden ze op dezelfde koers ook best die eilanden voorbijvaren, zou je zeggen. Robinson lijkt er niet helemaal secuur op. Want hij citeert ook een visser die zegt dat de tranen slaan op de enorme dauwdruppels die er 's ochtends vroeg in dit valleitje liggen. ,,Planten kunnen immers veel harder huilen dan mensen.'' Zo verandert een tekort aan betekenis in het omgekeerde: een overschot aan poëzie.

Robinson loopt naar een reusachtige archiefkast, trekt willekeurig een la open en neemt er een bundel systeemkaartjes uit. Dit is de ruwe grondstof voor zijn oeuvre, de landkaarten en de boeken. ,,Inishlackan'', leest Robinson van het stapeltje in zijn hand en wijst over zijn schouder naar buiten. ,,Dat is een klein eilandje in deze baai. Vroeger was het bewoond, nu niet meer'', zegt hij. ,,Maar ik ben met een paar vroegere bewoners het eiland rond gelopen en heb alle namen die ze nog wisten opgeschreven.''

Dat deed hij twintig jaar lang voor elke plek in Connemara en The Burren, de gebieden die hij na zijn vertrek uit de Aran-eilanden, halverwege de jaren tachtig, in kaart bracht. Als hij de heuvel achter zijn huis opklimt, kan hij het Ierland waar zijn voetstappen liggen precies overzien.

Prachtexcuus

,,Het was soms een vloek, maar ook een prachtexcuus om overal mijn neus in te kunnen steken'', zegt hij. ,,Ik klopte aan bij elk huis om te vragen naar namen en verhalen. De mensen waren stomverbaasd dat iemand zoiets deed. Maar na een tijdje ging het vanzelf, vooral toen ik er een serie artikelen over schreef voor de plaatselijke krant. Dat werd een geweldig research-instrument, want iedereen wist opeens wat ik aan het doen was en als ik eraan kwam, hadden ze de informatie vaak al klaar. Zelfs in de meest afgeleven cottages was het: `Ah, daar heb je the man from Roundstone doing the maps.' En dan begonnen ze meteen te vertellen.''

Dat `grondwerk' is nu compleet en sinds vier jaar is Robinson officeel met pensioen als cartograaf (niet als schrijver). Hij is nog wel een ander karwei begonnen: de hele kaartindex moet worden overgezet naar een elektronische database. De proef-cd-rom voor Roundstone en omgeving geeft een indruk van dat project. Muisklikkend kun je jezelf verliezen in zijn labyrint van plaatsnamen, familienamen, namen van planten, stenen en vogels en vissen. Het is om duizelig van te worden. En toch, zegt Robinson, is het ook heel gewoon, ,,want de structuur van deze database lijkt heel erg op de kennis van een seanchai [shenakee], de oude man of vrouw die je vroeger in elk Iers dorp had en die alles wist over familieverbanden en geschiedenis en plaatsnamen en oude wetten en gebruiken. De seanchai beheerde een web van lokale informatie, dat in stand werd gehouden met verhalen en associaties: vaak van de hak op tak. Dat doe ik ook, maar dan in het groot.''

Die orale cultuur sterft uit en de laatste seanchais zitten in het bejaardentehuis. Maakt dat Robinson droevig? Ja, zegt hij – met een omweg. ,,Ik hoor vaak: jammer dat je hier twintig jaar geleden niet bent langs gekomen, toen de oude zo-en-zo nog leefde. Maar dat is niet waar, want er is nog steeds meer voorhanden out there dan ik ooit zal kunnen omvatten.''

`De Araneilanden', uitg. Atlas, vert. Maxim de Winter, €24,90. Oorspronkelijke titel: `Stones of Aran: Pilgrimage', uitg. Penguin, £9,99.

Uitgeverij Folding Landscapes: www.iol.ie/~tandmfl

Tim Robinson houdt op donderdag 22 april om 17.00 een lezing bij boekhandel Pied-à-Terre, Singel 393, Amsterdam.

`Zonder witte plekken lukt het niet'

`Planten kunnen immers veel harder huilen dan mensen'