Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Milieu en natuur

Vluchtcapriolen in het broedbos

Na zijn boek over de valk bracht Kester Freriks driehonderd Nederlandse vogels bijeen, elk vergezeld van een mooi ‘portret’ en een literaire miniatuur.

Grote Burgemeester Uit besproken boek: Kester Freriks: Vogels kijken. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 320 blz. €19,95
Grote Burgemeester Uit besproken boek: Kester Freriks: Vogels kijken. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 320 blz. €19,95

Kester Freriks: Vogels kijken. Athenaeum-Polak & Van Gennep, 320 blz. €19,95

In de novelle De bruid van Elswout (1998) van Kester Freriks is de hoofdpersoon, Lucas Ravelijn, met een intense poëtische bezetenheid op zoek naar de mooiste vogel van de gehele schepping: de witte giervalk. Ravelijn is onmiskenbaar een literair alter ego van Kester Freriks zelve: ‘hij, de jongen van de vogels die hij blijven zou’. De vogeljongen.

Achtergronden van deze passie voor roofvogels worden in deze novelle niet gegeven, maar de onaflatende verleidelijkheid van vrouwen binnen dit verhaal, de voortdurende verhitte jacht op hun gladde schouders, hun lange benen, hun warme welvingen en hun zijden kousen, in combinatie met de tegelijkertijd gevoelde onmacht hen ooit werkelijk te bezitten – het besef dat the hunter becomes the hunted – maakt het aannemelijk dat de speurtocht naar deze zeer zeldzame, door een storm naar zuidelijker streken afgedwaalde Scandinavische giervalk, deze dwaalgast ‘met haar witte bruidstooi’, voor Lucas Ravelijn niets minder is dan een Freudiaanse sublimatie van het verlangen naar de ‘absolute vrouw’. En daar is niets op tegen, een man zijn lust is een man zijn leven.

Zelf was ik het liefst als valk ter wereld gekomen, maar die mogelijkheid is mij nimmer geboden. Ik ben als mens geboren en moet daar nu maar het beste van zien te maken. Ik ambieer geen condorschap, om als grootste roofvogel ter wereld met een spanwijdte van drie meter in de suizende wind boven het Andes gebergte te zweven. Of mij als steenarend, de machtigste vogel in Europa, zonder één vleugelbeweging, steeds hoger de hemel in te schroeven. Als valk bestaan zou ruimschoots voldoen. Bij voorkeur als boomvalk, die ik het mooist vind. Nooit te hoeven denken aan doodgaan, alleen maar rondkijken vanuit een boomtop, of jagen en verenigd zijn met de natuur, die zich uitstrekt van Afrika tot de noordelijkste naaldwouden, totdat op een dag de zon dooft en het licht uitgaat.

Vorig jaar, tien jaar na het verschijnen van De bruid van Elswout, vroeg de boekenredactie van NRC Handelsblad mij een bespreking te wijden aan De valk, het toen pas verschenen boek van Kester Freriks ‘over valkerij en wilde vogels’ en hoewel ik, in mijn hoedanigheid van ‘vogelman’, gaarne aan dat verzoek had voldaan, moest ik toch bedanken voor de eer, aangezien de mij toegemeten tijd ontoereikend was.

Ik heb De valk inmiddels gelezen en het is, niet alleen in uitvoering, maar tevens wat betreft de inhoud, een schitterend boek. Wat ik altijd al had willen weten over de valkerij, maar vergeten was te vragen. Een standaardwerk op dit gebied, waarin de giervalk van Lucas Ravelijn heeft plaatsgemaakt voor de slechtvalk van de jonge Kester Freriks. De valk is een hybride boek, waarin feit en fictie door elkaar lopen en terwijl de lezer gaandeweg steeds meer te weten komt over het vangen en africhten van valken en over Freriks’ lievelingsvogel, de slechtvalk, deze superieure jager, deze meest beschreven en bezongen sikkelvleugelige, die in zijn aanvalsstoot een snelheid van meer dan tweehonderd kilometer per uur kan halen, blijft de vraag open of de 17-jarige Kester Freriks op 3 oktober 1972 op de Engbertsdijkvenen, in het oosten des lands, nu werkelijk een gewonde slechtvalk vond, die hij mee naar huis nam om hem te verzorgen, om hem te trainen (treinen zegt de ware valkenier) en om hem vervolgens op 31 oktober, precies vier weken later, afgericht en wel, de vrijheid te hergeven, ofwel dat deze handeling in het boek moet worden beschouwd als een romangedeelte en zich dus niet hoeft te onderwerpen aan een verifieerbare werkelijkheid. Jan Siebelink over De valk: ‘Het is zowel roman als non-fictie. Een soort queeste, een zoektocht naar een eerste liefde.’ Men komt bijna in de verleiding ook Freriks’ fascinatie voor het valkenierschap Freudiaans te duiden.

Deze maand verschijnt Vogels kijken, opnieuw een vogelboek van Kester Freriks, gebaseerd op tweehonderd eerder onder dezelfde titel in deze krant gepubliceerde vogelportretten. Vogels kijken is een boek dat zich op het oog presenteert als de zoveelste veld- of determineergids, maar veel meer is dan dat, al zijn enkele kanttekeningen wel op zijn plaats. Zo wekt de ondertitel: ‘Alle driehonderd Nederlandse vogelsoorten’ ten onrechte de suggestie van volledigheid. Het exacte aantal vogelsoorten in Nederland is nimmer aan te geven, maar het zijn er ruimschoots meer dan vierhonderd.

Het alfabetische register met Nederlandse namen achterin het boek verschaft de lezer een gemakkelijke manier om een bepaalde vogelsoort te vinden en het register met de wetenschappelijke Latijnse benamingen maakt dit bestand meer dan volledig. De traditionele taxonomische indeling voorin het boek, zoals ooit gehanteerd door Linnaeus, een indeling die begint met de duikers en eindigt met de gorzen, dient dan ook geen enkel praktisch doel.

Maar Vogels kijken is wel degelijk een heerlijk boek. Niet alleen bevat het driehonderd prachtige illustraties, beschikbaar gesteld uit de Iconographia Zoologica van de Artis Bibliotheek, alle getekende vogelafbeeldingen die in opzet en entourage doen denken aan de wonderschone verzameling vogelprenten die John James Audubon van 1827 tot 1838 publiceerde met zijn Birds of America, maar daarnaast wordt iedere pagina van Vogels kijken ook nog eens op esthetische wijze gecompleteerd met een gave, op literaire leest geschoeide miniatuur. Verspreidingskaarten ontbreken, maar dit boek pretendeert geen gids te zijn, het is zoals gezegd, veel meer. Het is vanwege de emotionele betrokkenheid van de auteur tot zijn onderwerp in essentie een geïllustreerde liefdesverklaring aan de ornithologie, aan alle vogels, great and small, al blijven de slechtvalk (‘mijn koningsvogel’) en de giervalk (‘een giervalk in Nederland waarnemen, ,,verzamelen’’ zoals dat heet, zal een droom blijven’) Freriks’ favorieten.

In het zojuist verschenen nummer van het blad Vogels staat een interview met Freriks aangaande zijn passie voor roofvogels. Een magnifieke foto van een opvliegende giervalk siert de kolommen, Freriks’ droom in IJsland. Elders in het blad, in een bijlage met activiteiten van Vogelbescherming Nederland, staat nog een foto afgedrukt van een witte giervalk, uitrustend op een balkon in Ede. Weer een droom vervlogen. Ik denk aan Lucas Ravelijn en ben blij voor hem dat hij slechts fictief bestaat.

Eén voorbeeld van de in het mooie Vogels kijken voorkomende miniaturen moge volstaan om dit boek in de gunst van de lezer aan te bevelen. Het gaat om pagina 87, waar een beschrijving is gewijd aan de boomvalk, de Falco subbuteo: ‘Kleine buizerdvalk’: sierlijk, elegant, net een scherpe komma aan de hemel, vleugels als sikkels, een dreigend donkere verschijning. In de jachtvlucht vangt de boomvalk gierzwaluwen, zwaluwen, libellen, die hij al vliegend verorbert. Kan vlug wenden en draaien, maakt korte versnellingen. Daar gaat hij, spits en snel, zo vaak al waargenomen: boven de Lauwerszee, de Oostvaardersplassen, langs de bosrand van de Veluwe en in de uitgestrekte velden met boomgroepen van Noord-Brabant. Zijn territorium bestaat uit cultuurlandschap met meren, bomen, rivieren; noordelijk broedt de boomvalk op de taiga. Bovenzijde is leikleurig. Zwarte baardstreep. Witte keel en zijhals. De borst is overlangs gestreept, dus niet gebandeerd. Kenmerkend zijn de kastanjerode broek en onderstaart. Boomvalken zijn plaatsgetrouw, keren na overwintering in Afrika terug naar hetzelfde nest. Zoals bij alle roofvogels is het vrouwtje groter dan het mannetje. De balts is als een choreografie: het mannetje maakt vluchtcapriolen in het broedbos, het vrouwtje roept opgewonden en voegt zich bij hem in de luchtdans. In het hoge boomkruinnest liggen gemiddeld drie ovale, roodbruine eieren.’

Ik slaak, na lezing van deze miniatuur, een diepe zucht en schik mij in mijn lot.