Recensie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Toneel

Recensie Theater

Wervelend toneel over verlangen naar eenzaamheid

Theater Het Vlaams-Nederlandse theatercollectief BOG. brengt een toneelstuk van Georges Perec over nietsdoen en eenzaamheid als ideaal. Maar ook als tragiek.

De vier spelers van theatercollectief BOG. spelen op een helder oplichtend plateau.
De vier spelers van theatercollectief BOG. spelen op een helder oplichtend plateau. Foto Jan Rymenants

Dit is volmaakt luistertoneel, poëtische taal op de vierkante millimeter: de vier spelers van theatercollectief BOG. staan rondom een helder oplichtend plateau. Het zou een kingsize bed kunnen zijn, want de hoofdpersoon besluit op een dag nooit meer op te staan, gekluisterd te blijven aan bed, zich te verschansen op zijn dakkamertje in Parijs, als een Franse Oblomov. Schrijver Georges Perec schetst in het prachtige prozagedicht Een man die slaapt (Un homme qui dort, 1967) het rigide besluit om in afzondering te gaan leven. De spelers speken over de naamloze jongeman in de tweede persoon: „Je sluit je ogen. Je bent bang, je wacht tot alles ophoudt.”

BOG. slaagt erin van deze op het eerste gehoor statische tekst, vertaald door Rokus Hofstede, wervelend toneel te maken. Cruciaal is de opbouw, als een muziekstuk: het begin is traag, aarzelend en fluisterend, bijna onhoorbaar. Geleidelijk neemt het tempo toe en draait het witte podium rond als een kermisattractie. De acteur en de drie actrices draaien mee en fluisteren hun tekst niet langer, ze slingeren de woorden de zaal in. Slagwerker Nina de Jong, die aanvankelijk geruis met borstels en drumsticks oproept, explodeert in een supersolo vol felle ritmen. Met deze vorm van teksttoneel staat het Vlaams-Nederlandse BOG. niet alleen; ook gezelschappen als De Tijd en Maatschappij Discordia leggen zich hierop toe. En een spreekstuk als dit vindt zijn oorsprong in het theater van Brecht maar ook in het befaamde Publikumsbeschimpfung (1966) van Peter Handke.

De tragiek van Iemand die slaapt schuilt in het dramatische contrast tussen verlangen naar afzondering en onmogelijkheid tot volkomen eenzaamheid: in het Parijs van de jaren zestig staat de wereld op springen – en deze jongeman? Hij is onzichtbaar. Zelfs het verlangen kent hij niet meer.