Direct naar artikelinhoud
Oog voor detailArtistieke wedijver

Je ziet hem friemelen met dat bovenste knoopje

Van dichtbij zie je het beter. Wieteke van Zeil over opmerkelijke en veelbetekenende bijzaken in de beeldende kunst. Deze week: knoopje.

Gian Lorenzo Bernini: Buste van kardinaal Agostino Valier, 1626-27, Marmer; 65 x 59 cm, Ca’ d’ Oro, Galleria Franchetti, Venetië

In de geschiedenis van de kunst is wedijver een dingetje. Een eindeloos aantal kunstenaars valt gedragstechnisch in de categorie Ajax-Feyenoord; haat voor elkaar, liefde voor hetzelfde vak. En stiekem stuwen ze elkaar (en hun vak) naar boven. Dat is de winst, voor het publiek dan. Rafael en Michelangelo, Rembrandt en Van der Helst, Picasso en Matisse, Pollock en Willem de Kooning, Bacon en Freud. Kunst is net als voetbal onzeker en persoonlijk werk – meer dan, zeg maar, tandheelkunde of informatica – en dat maakte de rivaliteit niet altijd even gezellig.  

Over Tintoretto, wiens 500-jarig geboortejubileum op dit moment gevierd wordt met tentoonstellingen in Venetië, gaat een venijnig verhaal; samen met Titiaan, Veronese en twee andere kunstenaars mocht hij meedoen aan een pitch voor de Scuola Grande di San Rocco – een van de belangrijkste broederschappen van de stad. De anderen kwamen met schetsen aan, maar Tintoretto maakte meteen een schilderij, liet het stiekem al ophangen in het ovaal aan het plafond, en schonk het werk officieel aan de broederschap. Daarmee zette hij zijn rivalen schaakmat; een gift mocht volgens de statuten niet geweigerd worden, en zo kon hij meteen de rest van de opdracht opeisen. Dit soort verhalen stuwden het imago van de kunst en kunstenaars eeuwen.

Ook in Venetië, in het mooie stadspaleis Ca’ d’Oro, dacht ik aan een beroemd geworden rivalendiscussie in de renaissance: de paragone tussen schilder- en beeldhouwkunst (‘paragone’ is het woord dat aan artistieke wedijver werd gegeven sinds de renaissance). Welke was beter? Voorstanders van de beeldhouwkunst riepen dat schilderkunst een praktijkvak was dat hoorde bij de mechanische kunsten, niet bij de vrije. Sculptuur kon de wereld rondom, in drie dimensies verbeelden, en vereiste zware lichamelijke arbeid bovendien. Leonardo da Vinci beargumenteerde dat de schilderkunst de hoogste was, want die gaf alle eer aan het oog, en het kijken was de belangrijkste van alle zintuigen. De schilderkunst kan bovendien álles uit de werkelijkheid verbeelden, ook de sterren en het water. Ik ben team Leonardo, geloof ik, alleen al omdat ik makkelijker voorbijloop aan beelden dan aan schilderijen. Behalve dus hier aan het Canal Grande. Ik was bíjna voorbijgelopen aan deze buste – tot ik de knoopjes zag.   

Je ziet hem friemelen met dat bovenste knoopje

Drie paar van twee, met een ruitpatroontje, waarschijnlijk van die geweven knoopjes. De kardinaal – Agostino Valier – vergat er een te knopen, die zit er onder. En dat wist ik zeker, tot ik me realiseerde dat het een stuk steen is, waarvan ik zeker wist dat het niet alleen de losse stof van de mozetta, de schoudercape van de kardinaal was, maar ook nog dat er godnogantoe een knoopje onder zat. Het bovenste knoopje is niet goed geknoopt bovendien – je ziet de kardinaal friemelen, geen spiegel bij de hand, met zo’n net te klein knoopsgat dat hij met duim en twee vingers om dat verdomde knuppie wil wurmen. Niet gelukt, hij zal het niet door hebben gehad. Overtuigender zag ik nooit een kledingstuk in marmer. Die middag was het 1-0 voor de beeldhouwkunst, dankzij Bernini.  

Volg Wieteke van Zeil op Instagram: @artpophistory