Terug naar de krant

Zijn bedrijf weigerde WK-gras te leveren aan Qatar. ‘We wilden er niet mee geassocieerd worden.’

Leeslijst interview Lunchen met

Erik Hendriks (57) vertelt waarom zijn familiebedrijf geen graszoden wilde leveren aan Qatar. „Daar branden we onze vingers niet aan.”

Leeslijst

‘Oké, welkom in Limburg”, zegt Erik Hendriks zodra de recorder aangaat. „Of het Leudal, moet ik zeggen.” Leudal, zo heet sinds vijftien jaar de Limburgse fusiegemeente waartoe Heythuysen behoort. Het dorp waar Hendriks zijn leven lang gewoond heeft en waar hij, de jongste van zeven kinderen, sinds twee jaar het familiebedrijf in graszoden runt. We zitten buiten de dorpskern in Boscafé De Busjop, waar bij de ingang een manshoge foto van een burlend edelhert staat met de tekst ‘Hertelijk welkom!’ Een bruin café is het, waar we in een rustige, aparte ruimte zijn gezet (de ‘proefkamer’) en aan de hoek van een enorme tafel zitten.

In maart 2021 haalde Hendriks Graszoden het landelijke en zelfs het Europese nieuws toen bekend werd dat het bedrijf weigerde graszoden te leveren voor het WK voetbal in Qatar, vanwege de onmenselijke omstandigheden waaronder de stadionbouwers moesten werken. Wat stoer, wie is die Hendrik, was mijn eerste gedachte, maar het bleek dus te gaan om de familie Hendriks, die nu bijna vijftig jaar in de graszoden zit: een van de grootste Europese grasleveranciers voor onder meer voetbalstadions en tuinen. Hoe is dat zo gekomen, wilde ik ineens óók weten.

En het is maar goed dat ik daarover wil praten, want over Qatar wil Erik Hendriks het echt niet meer hebben. Het kostte moeite om hem hier aan tafel te krijgen. Een opgewekte, goedlachse man is het, die een wat verlegen indruk maakt en tegelijkertijd precies lijkt te weten wat hij wil. „Ik treed sowieso niet graag op de voorgrond”, zegt hij. „Ik heb alle media afgewezen. Alle interviewverzoeken, uit heel West-Europa.” Al die aandacht overviel het bedrijf totaal. Ik mocht komen omdat ik geïnteresseerd was in zijn familie, in hoe zo’n bedrijf is ontstaan, in gras. Dus is het een verrassing als hij na anderhalf uur praten ineens zegt: „Als je toch iets over Qatar wilt weten…”

Hij vertelt het snel. Ze hadden nog geen opdracht gekregen uit Qatar, er was wel contact, ze zijn er gaan kijken. „Maar toen kwam al die negatieve berichtgeving.” De Britse krant The Guardian schreef dat er 6.500 migranten-werknemers waren overleden sinds eind 2010 bekend werd dat Qatar in 2022 WK-gastland zou zijn: gemiddeld twaalf per week. „Toen dachten we: daar branden we onze vingers niet aan. Je moet het zien in het licht van maatschappelijk verantwoord ondernemen. En wij willen er niet mee geassocieerd worden. Daarom ga ik ook niet met mijn kop op tv.”

Liever praat hij over gras. „Ze hebben het uiteindelijk zelf gedaan: ter plekke geteeld, in Qatar, in de woestijn, en in die stadions gelegd.” Met verbazing: „Kennelijk hebben ze het groen gekregen.”

Over zijn familie praat hij ook graag. Hij is het nakomertje, uit 1964, na drie broers en drie zussen die allemaal in de jaren vijftig zijn geboren. Zussen José, Leni en Irma kwamen niet in het familiebedrijf terecht, de vier jongens wel. Maar oudste broer John is in 2020 overleden, midden in coronatijd, en Wil en Thijs al jaren eerder, dus nu is Erik de enige van de familie die nog in de graszoden zit.

John was in 1975 de oprichter en tot zijn overlijden het gezicht van Hendriks Graszoden. „John wilde altijd graag dat we het hele bedrijfsgebeuren documenteerden. Dus dat heb ik op zijn sterfbed met hem afgesproken.” Er komt een gedenkboek voor familie en vrienden, dit jaar nog. Erik Hendriks schreef er een hoofdstuk in (vierenhalf keer zo lang als dit artikel) over de familiegeschiedenis. In De Busjop vertelt hij nog van alles wat er niet in staat, en een paar dagen later mailt hij nog meer aanvullingen.

Vader Hendriks was veehouder op de boerderij uit 1926 die hij had gekocht en die opa Hendriks al had gepacht. „Hij had een goeie duizend varkens en vijftig, zestig melkkoeien. En achter de boerderij werden begin jaren 70 een aantal velden verhuurd aan mensen uit de Randstad.” Die teelden er gras. „In de Randstad was dat al gemeengoed, voor de tuinen. Mijn broers waren pubers, die gingen daar na school helpen om bij te verdienen.” Gras steken, oprollen. „Allemaal handwerk, er waren nog geen machines.”

Toen John de boerderij overnam, als oudste zoon, gooide hij de varkens eruit en begon naast de koeien een graszodenbedrijf, waar dus ook de andere broers in terechtkwamen. Boeren in de omgeving vonden het maar raar. „Je gaat iets doen wat ongebruikelijk is, dan werd je uitgelachen. ‘Een luxeproduct, dat mislukt toch’, zeiden ze. Allemaal afgunst.” Op school waren de kinderen Hendriks al gepest met hun rode haar. „Met dat grasbedrijf begon het van voren af aan. Maar dat triggert ook een bewijsdrang.” De broers vormden één front, al gingen ze in het weekend wel elk in een ander dorp uit, dan hadden ze even genoeg van elkaar.

Lees ook in ons dossier

Nadat landbouwminister Braks (CDA) in de jaren 80 de superheffing had ingevoerd die boeren moesten betalen over alle boven het quotum geproduceerde melk, deed John de koeien zelfs helemaal weg. „Met pijn in het hart. Hij was in hart en nieren een melkveehouder. Het is niet handig hè, praten en eten tegelijk?” Dat is het inderdaad niet, en we hebben ook véél eten. Toen Hendriks het ‘twaalfuurtje’ koos (soep, uitsmijter, kroket), zei ik dat dat voor mij te veel was, maar met mijn uitsmijter (de ‘kleine’, drie in plaats van vijf eieren) zit ik toch met het volste bord.

Vader Hendriks, overleden in 1983, maakte het bedrijf zonder koeien niet meer mee. Maar hij had dus wel al vroeg iets in die graszoden gezien? „Ja, dat wel. Hij was een complexe man. Naar de jongens toe heel vooruitstrevend en naar de zussen heel conservatief. Eén zus kwam met een gescheiden man thuis, nou, toen waren de rapen gaar. Dat de jeugd zich ging afzetten tegen de instituten en tegen de kerk, dat ging er bij ons vader niet in. Wat dat betreft ging hij niet mee met zijn tijd, ons moeder wel.”

Beide ouders hebben het Verzetsherdenkingskruis gekregen. Moeder bracht in de oorlog eten naar ondergedoken Engelse piloten; vader hielp het lokale verzet en had onderduikers op de boerderij. En vader Hendriks heeft in een concentratiekamp gezeten, nadat hij was weggelopen van de Duitse boerderij waar hij na een razzia te werk gesteld was. „Porta Westfalica. Hij moest leidingen monteren tegen een berg, geen idee waarvoor. Slavenarbeid, echt.” Ik denk aan Qatar, maar het is nog vroeg in het gesprek en ik vraag niks; dat was de afspraak. „Hij heeft er een behoorlijk trauma aan overgehouden. Psychologische hulp vond hij belachelijk, maar hij bleef er wel dagelijks over praten. Als er films over de oorlog op tv kwamen, moesten we daar met het hele gezin naar kijken en werd ons indringend verteld welk leed hij had geleden.”

Toch spraken de kinderen Hendriks al Duits voor ze naar school gingen. „Je had in die tijd maar twee Nederlandse, twee Belgische en twee Duitse zenders op tv, dus ik ben ermee opgegroeid. Duits heeft ook raakvlakken met Limburgs dialect. En het is heel handig met zakendoen.”

Tot in de jaren 80 waren de grasklanten mensen met tuinen. „Mensen kregen meer vrije tijd en de werkloosheid was hoog, dus mensen gingen in hun tuin bezig.” De broers verkochten toen alleen „van die kleine rolletjes”. Dertig centimeter breed. „De huis-, tuin- en keukenrol.” In de jaren 90 kwamen de voetbalstadions erbij, dankzij nieuwe oogstmachines en transportmethoden, deels door broer Thijs ontwikkeld. „Zonder tekening of wat ook; hij had in zijn hoofd wat hij ging maken, als een kunstenaar.” De grasrollen konden 1,20 meter breed worden, inmiddels zelfs 2,40 meter. Daarmee kan Hendriks in een etmaal een voetbalstadion van een nieuwe mat voorzien. „Dat gebeurt niet vaak, alleen als er paniek is. De laatste keer was in Lille, 2016, toen de mat tijdens het EK werd afgekeurd.”

De strepen die je op het veld ziet, legt hij uit, zijn trouwens niet van de grasrollen, maar van het maaien. „Als je het gras in één richting maait, gaan al die sprietjes één kant uit en dan krijg je een andere lichtinval.” Als de vleug in een tapijt. „Dat helpt de grensrechter buitenspel te zien.”

Houdt hij eigenlijk van voetbal? Beslist: „Nee.” Niet om te kijken, niet om te doen? „Nou, om te kijken wel, maar dan kijk ik naar die grasmat. Maar dat geeft ook een zekere neutraliteit, hè. Als je bij Feyenoord op het veld staat en zegt ‘ik ben fan van Ajax’… dat gaat ’m niet worden.”

We bestellen nog koffie. Wilde hij als kind al graag zijn broers achterna, de graszoden in? „Nee, mijn interesse lag bij de elektriciteit, dat vond ik heel boeiend. Ik ben een elektronica-opleiding gaan doen. Ik dacht: ik ga een paar jaar voor een baas werken en dan zie ik wel.” Maar hij kwam bij een bedrijf terecht dat klimaatcomputers voor varkensstallen maakte. „Stond ik wéér in die varkensstal! Dat was echt niet mijn ding. Kon ik net zo goed in het gras gaan zitten.”

En nu staat hij dus aan het hoofd van het bedrijf. Twaalf vaste mensen. „Ja, toen John overleed dacht ik wel even: moet ik dat wel willen? Maar wat ga je dán doen. Je moet iets omhanden hebben om uit bed te komen.” Inmiddels geniet hij ervan. „Nee, met pensioen ga ik niet. Als je dingen doet die je leuk vindt, moet je ze blijven doen.”

Bovendien heeft hij John beloofd „het familiebedrijf in een vorm te gieten dat het verder kan”. De kinderen van de zussen hebben al ander werk. Zelf heeft hij een zoon en een pleegzoon, en John heeft een dochter, maar dat zijn nog pubers. „Die kun je niet met de verwachting opzadelen dat zij dat straks moeten doen, dat is niet meer van deze tijd. Maar je moet wel de mogelijkheid scheppen.” Dat houdt hem nu bezig.

Gelovig zoals zijn ouders is hij nooit geweest. Wel spiritueel, en nieuwsgierig. Hij spreekt met bewondering over de Limburgse pastoor Nies van Lier, die niet geloofde dat de Bijbel Gods woord kon zijn. „Je voelt wel aan je water dat er méér is”, zegt Hendriks. Maar een God? Nee. „Ik zoek het meer in een natuurlijke verklaring, voor leven na de dood. En ja, ik denk dat ik de broers dan weer zie, in een andere hoedanigheid of setting.”

Correctie (18 november 2022): in een eerdere versie van dit artikel werd per abuis Erik Hendriks leeftijd verkeerd genoemd. Dat is hierboven aangepast.

Een versie van dit artikel verscheen ook in de krant van 19 november 2022.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in